De pragmatische generatie betreft veelal de kinderen van de protestgeneratie. Zij kregen gelijke kansen, ruime mogelijkheden, vrijheid en keuzes, en veel stimulans van hun ouders. Belangrijk zijn: ‘je eigen ding doen’ en ‘vooral jezelf zijn’. Zelfontplooiing staat als levensmotto centraal: werk is belangrijk, maar levensgeluk nog belangrijker. Ook wel: patatgeneratie: bij het uitblijven van stimulans of disciplinaire dwang vervallen kinderen vaak in passiviteit. Ouders staan minder ‘boven’ hun kinderen, maar meer ‘ernaast’. Op latere leeftijd stelt deze generatie fundamentele keuzes uit zoals ten aanzien van moederschap en beroepskeuze.
In organisaties is de pragmatische generatie vooral gericht op het versnellen van leer- en besluitvormingsprocessen, het bouwen van (kennis)netwerken en het informaliseren. Tot 2010 voelt deze generatie zich in veel bedrijven nogal geremd door de oudere generaties. Als nieuwe generatie medioren – nog jong maar met al enige ervaring – lijken ze nu te willen doorpakken, ze zijn de trage besluitvorming en het trage leren zat. Van jongs af aan leeft de pragmatische generatie in een wereld waarin voortdurend gekozen moet worden om zich met de wereld en zichzelf te verhouden.
Werkwoord is kiezen en zo staat zij dan ook in de wereld.